Probleemstelling

Leiderschap doet ertoe! Dat geldt voor elke instelling en organisatie, maar zeker ook voor de kerkelijke gemeente. Maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, subjectivering en de-institutionalisering – uitvloeisels van het bredere fenomeen secularisatie[1] – hebben grote impact op hen die leiding ontvangen in de kerk. Maar evengoed op de kerkelijke leiders zelf[2]. De traditionele gezagspositie van kerkelijke leiders neemt af en leiders kunnen steeds minder terugvallen op hun formele positie[3]. De-institutionalisering[4] zet het instituut kerk onder druk. En waar institutionele kaders wegvallen, verpersoonlijkt en professionaliseert het leiderschap[5].

 

In dit discours wordt de persoon van de leider steeds bepalender. Wie is hij in dit discours? Wat doen maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering en de-institutionalisering met de ambtsdragers in de kerk en met de geldende ambtsvisie of ambtstheologie? Op welke uitgangspunten vallen zij terug, w.b. persoon, ambt en beroep[6]? Kunnen en willen kerkelijke leidslieden in de reformatorische kerken anticiperen op deze ontwikkelingen? Zetten zij bewust of onbewust inzichten vanuit de leiderschapstheorie in? Hoe gaan zij om met deze probleemvelden in het maatschappelijk leven?

 

Vastgesteld kan worden dat de traditionele ambtstheologie voor veel postmoderne gelovigen weinig overtuigend is in hun omgang met religieus leiderschap[7]. Het ambtstheologisch kader zou afbrokkelen en bij het zoeken naar alternatieve concepties en toepassing wordt de seculiere leiderschapsliteratuur de kerken binnengebracht[8]. Barentsen pleit voor een diepgaande bezinning op religieus leiderschap, kijkend naar de maatschappelijke ontwikkelingen, die zorgt voor sterke afname van de zeggingskracht van instituten en de publieke relevantie voor veel mensen. En waar institutionele kaders wegvallen ‘verpersoonlijkt het leiderschap. […] Religieuze interesse laat zich nu minder institutioneel leiden (een zichtbare uitwerking van secularisatie), maar laat zich juist persoonlijk en spiritueel inspireren’[9]. Diverse auteurs benoemen gevoeligheden bij het integreren van leiderschapstheorie en ambtstheologie. Zo zou dit kunnen leiden tot reductie van het ambt(sbegrip) en het benaderen van de kerkelijke gemeente als een “gewone” organisatie.

 

Anderen ageren tegen het gebruiken van inzichten vanuit de managementtheorie binnen de kerkelijke context. Boele somt een aantal termen op die in profielen, vacature-beschrijvingen en nascholingsbrochures voor predikanten worden gebruikt: professionalisering, profielschetsen, competentieprofielen, beroepsopleiding, functioneringsgesprekken, loopbaanperspectieven, ontwikkelplannen[10]. Hierbij richt de aandacht zich meer en meer op de persoon van de predikant en zijn ontwikkeling. Een onwenselijke ontwikkeling, stellen Boele, Van de Beek en anderen. Het toepassen van seculiere leiderschapsmodellen en theorieën binnen de kerk is om meerdere redenen onverantwoord. In de kerk moet het niet over leiderschap gaan, stelt Van de Beek[11]. Inzichten of principes vanuit de leiderschapstheorie gaan de plaats van het Woord innemen, zo is de zorg. Daarnaast is een kerkelijke gemeente niet te vergelijken met een organisatie. De identiteit van de christelijke gemeente ligt niet in de groep, maar in Christus. En het ambtelijk gezag is geen product van het groepsproces in de gemeente, maar ingesteld door Christus Zelf. Niet talent, maar volmacht maakt het wezen van het ambt uit.

 

Barentsen cs stelt dat grote maatschappelijke veranderingen ook interne kerkelijke veranderingen geven, waardoor ‘institutionele kaders, leiderschapsstructuren en gezagsrelaties steeds dringender om nieuwe doordenking vragen. De legitimatie en de macht van vooral religieuze leiders wordt met argwaan bekeken, terwijl de verwachtingen ten aanzien van deze leiders steeds diverser en hoger worden’[12]. In dit discours raken ambtstheologie en leiderschapstheorie elkaar, verbind ik beiden aan de cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen die zich in en om de kerkelijke gemeente voordoen en ligt een uitdagend vraagstuk voor dat verder onderzoek vraagt en verdient.

 

Dit vraagstuk is relevant voor kerkleiders, voor kerkleden, voor het opleiding en begeleiden van ambtsdragers en voor wetenschappelijk (vervolg)onderzoek. Ik richt mij hierbij op de reformatorische kerken, ook wel de bevindelijk gereformeerden genoemd, omdat er binnen dit smaldeel nauwelijks tot geen (openbare) bezinning lijkt plaats te vinden op dit thema, in tegenstelling tot aanverwante kerkgenootschappen[13].

 

[1] C. Taylor, A secular Age, 43 en 563.

[2] R.J.A. Doornebal, Crossroads; An Exploration of the Emerging-Missional Conversation with a Special Focus on Missional Leadership and its Challenges for Theological Education, 104.

[3] S. Paas en J. van Saane, Leiderschap en ambt in de laatmoderne samenleving, 151. In: L. van den Broeke en E. van der Borght (red.), Religieus leiderschap in post-christelijk Nederland, 151.

[4] A.C. Zijderveld, The Institutional Imperative, 13-15.

[5] J. Barentsen, Kenmerken van veranderend pastoraal leiderschap. In M. Steen (Ed.), Gidsen die begeesteren: Over pastoraal leiderschap, Vol. 19, pp. 63-78.

[6] G. Heitink, Biografie van de dominee, 181.

[7] J. van Saane, Geloofwaardig leiderschap. Van Saane verbindt religieus leiderschap aan inzichten vanuit de leiderschapstheorie en komt tot vijf persoonlijkheidskenmerken en zeven vaardigheden die ‘de kans op effectief en geloofwaardig leiderschap’ vergroten.

[8] J. Barentsen, Van ambtstheologie naar leiderschapsdiscours: Zoektocht naar een nieuwe visie op religieus leiderschap, 313-315.

[9] J. Barentsen, Kenmerken van veranderend pastoraal leiderschap. In M. Steen (Ed.), Gidsen die begeesteren: Over pastoraal leiderschap, Vol. 19, pp. 63-78.

[10] C.P. Boele, Noordmans, de filosofie en christelijk leiderschap, 116.

[11] A. van de Beek, Lichaam en Geest van Christus, de theologie van de kerk en de Heilige Geest, 223.

[12] J. Barentsen, Van ambtstheologie naar leiderschapsdiscours: Zoektocht naar een nieuwe visie op religieus leiderschap, 315.

[13] Zoals de Gereformeerde Kerken en de Protestantse Kerk Nederland.